Gegroet
Beste Lezer!

Of, om het in onze termen te zeggen: TALOLO, de eerste letters van T-he AL-chemy O-f LO-ve.
Het komt van ons boek 'De Alchemie van de Liefde', een waar gebeurd liefdesverhaal.
Lees hoe we samen naar een Wereld van 'Vrede, Harmonie en Liefde' kunnen gaan!

Meer weten? Zie www.thealchemyoflove.org

woensdag 10 april 2013

Wie was dokter Rudolf Steiner?


Terwijl Rudolf Steiner bij ons vooral geassocieerd wordt met de Steinerscholen, is de antroposofie veeleer bekend om haar alternatieve benadering van de geneeskunde en de farmacie. Grondlegger van die antroposofie is echter diezelfde Rudolf Steiner, een intellectuele duizendpoot die ook over vegetarisme interessante dingen had te vertellen.

De veelzijdige Steiner
Steiner werd in 1861 geboren in Kraljevec (toen Oostenrijk, nu Kroatië) als oudste van drie kinderen. Van in zijn jeugd was hij erg gevoelig en artistiek en spiritueel hoogbegaafd, en legde hij een manische activiteit aan de dag op vrijwel elk gebied van de menselijke kennis en kunde. Aan de Technische Hogeschool van Wenen legde hij zich vooral toe op wiskunde, fysica, biologie en chemie, maar hij was evenzeer geïnteresseerd in literatuur, geschiedenis en filosofie. Hij werd privé-leraar in Wenen in 1884, en vervolgens doctor in de wijsbegeerte aan de universiteit van Rostock in 1891. Steiner zou zich ontwikkelen tot een van de grootste Goethe-specialisten in het Duitse taalgebied en wierp zich ook op de Duitse filosofie, in het bijzonder op Schopenhauer en Nietzsche. Zijn filosofisch hoofdwerk, Intuitive Thinking as a Spiritual Path, verscheen in 1893. Hieruit blijkt dat Steiner opgroeide met de onaantastbare zekerheid van het bestaan van een spirituele kracht die elke vorm van zijn, van leven en van denken beheerst en in goede banen leidt. Steiner zou in totaal een veertigtal boeken en honderden artikels publiceren.

Mystieke activiteit
Ondanks zijn indrukwekkende wetenschappelijke activiteit vóór zijn veertigste (hij trouwde pas in 1899), lijkt hij zich pas na 1900 echt bewust te zijn geworden van zijn levenstaak: de mensheid tonen hoe zij kan groeien om deel te hebben aan de wereld van de geest – en dus ook: hoe zij zich bewust kan worden van de werking van de geest in zichzelf. Rond 1900 begint Steiner zich meer en meer te interesseren in mystiek. Hij wordt in 1901 lid van de Theosophical Society en ontmoet Annie Besant, een vooraanstaande spiritiste. In de volgende jaren gaat al zijn energie naar de verspreiding van het theosofische gedachtegoed in en buiten het Duitse taalgebied. Hij geeft bijna dagelijks lezingen over mystiek, karma, reïncarnatie, de mysteriën, de evolutieleer, de zintuigen,... In 1904 verschijnt Theosophy, een van zijn hoofdwerken. Vanaf 1911 ontwikkelt hij een nieuwe bewegingsleer: de eurythmie. In 1912 scheurt hij zich af van de Theosophical Society en sticht hij de Anthroposophical Society. Vanaf die tijd tot aan zijn dood in 1925 wordt het centrum van de activiteiten van Steiner en zijn geestesgenoten het Goetheanum in Dornach, Zwitserland.


Het oorspronkelijke Goetheanum, voltooid in 1919, is een enorm houten gebouw met een dubbele koepel, beeldhouwwerken vanbuiten en vanbinnen, en gekleurde glasramen en plafondschilderingen. Het moest de leer van Steiner uitdragen, zowel door zijn uitzicht als door zijn functie (auditorium en didactische ruimtes). Het wordt omringd door andere gebouwen, in een soortgelijke, organisch-natuurlijke, mystieke stijl, van waaruit de activiteiten van de diverse geledingen van de Anthroposophical Society tot op vandaag gecoördineerd worden. Op 31 december 1922 brandt het Goetheanum tot de grond toe af. Steiner had door de populariteit van zijn Antroposofische Vereniging veel vijanden gekregen en de brand zou nooit opgehelderd worden. De lezingen en de hectische activiteiten gaan echter onverminderd voort in de aanpalende gebouwen. Ondertussen wordt begonnen met de voorbereidingen voor de bouw van een nieuw Goetheanum. In de herfst van 1924 begeeft Steiners gezondheid het. Hij slaagt er nog in een model te creëren voor een tweede Goetheanum. Het betonnen geraamte zou afgeraken in 1928. Aan de rest van het gebouw zouden honderden kunstenaars blijven werken tot in 1997. Steiner sterft in maart 1925. 

De Antroposofie
Rudolf Steiner definieerde de antroposofie als een weg van kennis die het spirituele element in de mens wil leiden naar het spirituele in het universum. Zonder twijfel is Steiner diepgaand beïnvloed door het vedische en hindoeïstische gedachtegoed, dat van onschatbare waarde is geweest en nog zal zijn voor de morele ontwikkeling en spirituele zelfverwezenlijking van de mensheid. Ook Goethe, Schopenhauer en Nietzsche, waarmee Steiner zich jarenlang heeft beziggehouden, hebben de duizenden jaren oude Indische traditie opgezogen. Het oriëntalisme vierde trouwens hoogtij vanaf het einde van de 18de eeuw, de periode waarin de eerste Sanskrietteksten in het Duits werden vertaald. Het unieke van Steiner is dat hij deze geniale spirituele inzichten combineerde met de 19de-eeuwse kritische wetenschappelijke zin en gerichtheid op technologie. Voeg daarbij Steiners scholing in de klassieke Duitse filosofie, literatuur en kunst en je krijgt een verrukkelijke mix van ideeën over mens en leven die toepasbaar zijn op de meest verscheidene domeinen van de menselijke kennis en maatschappij, en die Steiner omschrijft als spirituele wetenschap. Steeds weerkerende elementen in de verschillende toepassingen van deze wetenschap zijn het respect voor de uniciteit van elke mens (of ziel) en dus voor de menselijke vrijheid, een onvoorwaardelijk geloof in het potentieel van spirituele ontwikkeling (en bijgevolg ook sociale, maatschappelijke ontwikkeling), een groot vertrouwen in de opbouwende, helende kracht van natuurlijke processen en een poging om te denken vanuit de samenhang van processen in plaats van hen in afzondering te beschouwen.

Spirituele wetenschap beschouwt de mens als een wezen dat bestaat uit vier belangrijke lagen: 
Het fysiek-minerale lichaam heeft de mens gemeen met de minerale, levenloze wereld. Het etherische lichaam of levenslichaam heeft hij gemeen met de planten. Het is de drager van alle groeikrachten en dat wat verrotting tegengaat. Planten hebben dus fysieke en etherische lichamen. Het astrale lichaam is de drager van gevoelens, emoties, instincten…, dat de mens gemeen heeft met de dieren. Dieren hebben dus fysieke, etherische en astrale lichamen. Het ego is de goddelijke vonk in de mens, het maakt de mens uniek in het heelal. Het maakt een hoge vorm van zelfbewustzijn mogelijk en stelt de mens in staat om een wezen met vrije wil te zijn dat kan kiezen tussen goed en kwaad. 

Insecten en geest
Men kan de ontwikkeling van Steiner en het ontstaan van de Antroposofische Vereniging gerust beschouwen als een laat-romantische reactie tegen de alomtegenwoordigheid van het materialistische wereldbeeld dat omstreeks het midden van de 19de eeuw in Europa hoogtij vierde. In zijn lezingen viseerde Steiner voortdurend de eenzijdige benadering van mens en leven van het materialisme, die geen recht deed aan een veelheid van wonderbaarlijke processen in de natuur. Om maar één voorbeeld te geven: Steiners belezenheid op het gebied van biologie en chemie stelde hem in staat om in detail uit te leggen hoe de materialistische biologie geen verklaring kon geven voor de ingewikkelde communicatie onder insecten (bijen, kevers, mieren). Dergelijke vaardigheden kunnen onmogelijk geërfd zijn (wegens de uniciteit van bepaalde situaties) maar tegelijkertijd kan men ze ook niet verklaren door hersenactiviteit, omdat insecten nauwelijks hersenen hebben, dus zeker geen hersenen om zulke ingewikkelde communicatie te voeren. Volgens Steiner veegt de traditionele wetenschap dergelijke vaardigheden bij dieren onder de mat door ze te klasseren als instinct of door ze terug te voeren op chemische interacties (vandaag de dag bvb. geurstoffen). Veeleer dan instinct zag Steiner er de werking in van de universele geest die bij de insecten tot uiting komt in de activiteit van hun astraal lichaam. Op die manier probeerde Steiner aanschouwelijk te maken dat mensen niet denken met hun hersenen. De geest heeft de zenuwenergie in de hersenen nodig om te denken, maar het is de geest die denkt, niet de hersenen. En het verschil tussen een levende mens en een dode kan men volgens hem enkel verklaren door aan te nemen dat de etherische en astrale lichamen en het ego het dode lichaam hebben verlaten zodat het niet langer ontvankelijk voor hen is. De materialistische geneeskunde heeft bovendien geen verklaring voor de samenwerking en verdeling van arbeid tussen cellen in een orgaan en tussen organen in een lichaam. Of voor het feit dat een mens blijft ademen, of dat zijn bloed blijft rondstromen. Steiner vond in dit verband dat men niets over de mens of het leven kan ontdekken door dissectie. Alles wat dissectie doet is de minerale wereld onderzoeken, dode materie.

Spirituele takken
Steiners lezingen mogen dan hier en daar achterhaalde ideeën bevatten, ze blijven boeien door de hoogst originele manier waarop de onderwerpen worden belicht. En als Steiners eigen oplossingen dan niet steeds even overtuigend klinken, slaagt hij er toch in om de door hem geviseerde theorieën ernstig in vraag te stellen. Vele van zijn inzichten staan vandaag echter overeind en het is voor hedendaagse lezers, opgevoed in de materialistische traditie, zelfs hoogst verbazend hoe Steiner dingen voorspelde over de werking van het lichaam of de functie van bepaalde organen die tientallen jaren later bevestigd werden door experimenteel onderzoek. Momenteel zijn in ongeveer 80 landen meer dan 10.000 instellingen actief die de ideeën van Steiner of verdere ontwikkelingen daarvan in praktijk brengen, in zulke diverse domeinen als de geneeskunde (er zijn antroposofische hospitalen in Zwitserland, Duitsland, Nederland, Engeland, de VS, Italië en Zweden), de bewegingsleer (eurythmie), de farmacie (bvb. het bedrijf Weleda), pedagogie (Waldorf- en Steinerscholen, hogescholen voor leraarstraining), de muziek en spreekvaardigheid, de sociale wetenschap, de Schone Letteren en de Visuele Kunsten. Al deze takken, en nog andere, zijn vertegenwoordigd in de School of Spiritual Science, het hart van de Antroposofische Vereniging, een soort universiteit gebaseerd op spirituele wetenschappelijke kennis en onderzoek.

Steiner en vegetarisme
Steiner had volstrekt niet de bedoeling te pleiten voor het vegetarisme. Hij vond dat sommige mensen lichamelijk ongeschikt zijn om vegetariër te worden, en anderen er spiritueel nog niet aan toe zijn. Iedereen moet voor zichzelf maar onderzoeken en uitmaken of hij of zij kan ophouden met vlees eten. Bovendien zag Steiner zachte dwang of propaganda als in tegenspraak met een van zijn grondprincipes: de mogelijkheid tot zelfbepaling van de individuele mens. Steiner beperkte zich ertoe te beschrijven wat zich afspeelde in het lichaam van vleeseters en vegetariërs. Zelf was hij wel vegetariër; hij schreef zijn grote energie daar trouwens aan toe. Die energie stelde hem naar eigen zeggen in staat om een hele nacht door te reizen en de volgende dag fris als een hoentje een lezing te geven. Indien men als vegetariër vlugger moe wordt dan toen men nog vlees at, dan wil dit zeggen dat er ofwel iets schort aan de voeding ofwel dat men er nog niet aan toe is om volledig vegetarisch te leven. Volgens Steiner is het immers niet vanzelfsprekend dat iemand die zijn hele leven vlees heeft gegeten, net als generaties van zijn voorouders, plots vegetariër wordt. Er moet een overgangsperiode zijn waarin de krachten, die zo lang ongebruikt in het lichaam hebben gescholen, terug in werking kunnen treden. Eigenlijk zou iemand pas volledig moeten stoppen met vlees eten indien de gedachte aan vlees hem vervult met walging - een teken van een innerlijke spirituele activiteit. 

Dolle koeien
Over welke krachten in het lichaam gaat het? Steiner heeft verschillende keren gewezen op de hoogst verwonderlijke capaciteit van het dierlijk of menselijk lichaam om vlees te maken uit planten. Het dierlijke lichaam heeft blijkbaar speciale krachten om die omvorming tot stand te brengen. Indien deze krachten onbenut blijven, creëren ze ofwel een soort blokkering, ofwel moeten ze zich ergens anders op richten. Bij volmaakte planteneters, zoals de koe, waar die krachten zeer sterk zijn, worden ze – wanneer ze niet gebruikt worden – destructief. Volgens Steiner zal een stier die vlees eet urinezouten produceren die hem naar de hersenen stijgen en zijn zenuwstelsel aantasten. Het dier zal dan gek worden. Het lijkt erop dat Steiner hier zonder het zelf te weten de dollekoeienziekte voorspelde, vanuit wat hij noemde “geesteswetenschappelijke” inzichten. De situatie gaat in zekere mate ook op voor mensen. Doordat vegetariërs volgens Steiner minder urinezouten produceren, worden ze niet zo gauw moe. Bovendien: “Het hoofd blijft vrijer en men kan daardoor ook gemakkelijker denken.”
Een van de meest interessante lezingen over dit onderwerp gaf Steiner in 1909. Hierin zegt hij dat de innerlijke spirituele activiteit die samenhangt met de voedselverwerking moet worden geïdentificeerd met het astraal lichaam. Die uitspraak ligt in het verlengde van Steiners algemene stelling dat elk lichamelijk proces de veruitwendiging is van een spiritueel proces. Het astraal lichaam is het innerlijk licht dat zich verhoudt tot het licht van de zon zoals de positieve magnetische pool zich verhoudt tot de negatieve. Terwijl het licht van de zon planten in staat stelt om zichzelf op te bouwen, stelt het innerlijke licht van de dieren hen in staat het voedsel dat zij tot zich nemen, af te breken en om te zetten in energie en bouwstoffen. Steiner legt hierbij het verband met het feit dat planten koolstof opnemen en zuurstof uitstoten, terwijl dieren die zuurstof juist opnemen en de koofstof uitademen. De activiteit van de dieren begint waar die van de planten ophoudt. De afbrekende activiteit van het innerlijk licht brengt lichaamswarmte voort en ook de activiteit van het zenuwstelsel. Zonder de activiteit van het astraal lichaam zou er in de mens bijgevolg geen denken kunnen zijn, geen zelfbewustzijn, geen ego. Een vegetariër moet vet opbouwen uit planten door eerst alle plantenmateriaal af te breken en het dan in zich eigen lichaam terug op te bouwen als eigen vet. Dat vereist een grote kracht. Een vleeseter slaat deze stap gedeeltelijk over. Het “ready made” dierlijk vet dat hij tot zich neemt, wordt volgens Steiner niet volledig afgebroken in zijn lichaam maar blijft gedeeltelijk bewaard in zijn oorspronkelijke vorm. De kracht die de vleeseter in zich heeft om uit plantaardige bestanddelen vetten op te bouwen blijft onbenut. In een latere lezing uit 1924 heeft Steiner het ook over de verwerking van eiwitten. Het dierlijk eiwit wordt wel volledig afgebroken, maar dit gaat gemakkelijker en sneller dan bij het plantaardig eiwit. Het resultaat is gelijkaardig aan het proces van de vetverwerking. 

Spirituele kracht
Dit alles zou tot gevolg hebben dat de vegetariër meer voeling heeft met zijn lichamelijke processen dan de vleeseter. Daardoor kan hij ook een grotere spirituele kracht ontwikkelen. Zijn astraal lichaam kan zich volledig ontplooien. Hij kan tot een grotere contemplatie en innerlijke bevrijding komen, en meer openstaan voor het Andere. In de vleeseter echter, die zijn astraal lichaam gedeeltelijk de gelegenheid ontneemt om eigen vet op te bouwen, wordt dit astraal lichaam veeleer een obstakel dan een middel tot zelfverwezenlijking. Wie vlees eet zou zodoende meer geworteld blijven in het aardse leven, in de hang naar het materiële, in de dagdagelijkse beslommeringen. Zonder vlees te veroordelen, meent Steiner dat een vleesdieet mensen beperkt en hen leidt tot specialisatie. Een extreem eenzijdig vleesdieet identificeert hij zelfs met dogmatisme en de onmogelijkheid om verder te kijken dan de nauwe omgeving waarin men geboren is. Volgens Steiner moeten vegetariërs meer kracht bezitten en ontwikkelen dan vleeseters om gelijkaardige stoffen in het lichaam op te bouwen. Dat hangt nauw samen met het ontwikkelen van grotere spirituele krachten. Sommige mensen bezitten deze krachten eenvoudigweg niet en worden daarom beter geen vegetariër. Steiner maakte gelijkaardige analyses van het gebruik van nicotine en alcohol, over suikerziekte, bloedarmoede, de consumptie van aardappelen enzovoort, steeds vertrekkend vanuit de fysieke effecten, om daarna over te gaan tot de spirituele processen die ermee samengaan. Indien de bovenstaande beschrijving van de rol van het astraal lichaam wat te vergezocht klinkt, is het misschien nuttig een wat meer “aardse” passage uit zijn werk te citeren. In een lezing (uit 1924!) over de rol van eiwitten, zouten, vetten en koolhydraten zegt hij: “Dat heeft er in deze materialistische tijd toe geleid dat de medici mensen overdreven veel eiwitten voorschreven. Men beweerde dat 120 tot 150 gram per dag nodig was. Dat is onzin. Tegenwoordig weet men dat een vierde hiervan al voldoende is. Als men zo vreselijk veel eiwit eet, dan gaat dat eiwit van de maag naar de darmen en wordt het onverteerd afgevoerd. Eén ding houdt men er echter van over, want dat eiwit verlaat de darmen niet vóór het vergif geworden is; het vergiftigt het lichaam! En deze vergiftiging leidt dan vaak tot aderverkalking. Veel mensen krijgen aderverkalking doordat zij teveel eiwitten tot zich genomen hebben.”


Lees meer Steiner
Steiner was een begenadigd ziener, iemand die op een heel precieze manier verbanden wist te leggen die nog nooit iemand vóór hem had gelegd: tussen verschillende vormen van leven, tussen verschillende organen en functies van het menselijk lichaam, tussen het lichamelijke en het spirituele. Voor de mensen die vertrouwd zijn met zijn werk geldt hij als een van de grootste geesten van de 20ste eeuw, en niet enkel op het gebied van de pedagogie. Maar omdat zijn volgelingen bescheiden zijn en niet de behoefte hebben om zieltjes te winnen voor zijn gedachtegoed, hebben zijn inzichten nog te weinig mensen bereikt.


Graag verwijzen wij ook naar ons boek 'De Alchemie van de Liefde' zie www.thealchemyoflove.org en www.lifefocus.be,

Het team van 'De Alchemie van de Liefde'



Geen opmerkingen :

Een reactie posten